Helleborus Arten und ihre Verbreitung

HELLEBORUS-SOORTEN EN HUN VERSPREIDING

HELLEBORUS-SOORTEN

Helleborus is onderdeel van de Ranonkelfamilie (Ranunculaceae). Daarbij behoren tevens de bosrank (Clematis), de ridderspoor (Delphinium) en de kogelbloem (Trollius).

De verspreiding van de circa 20 Helleborus-soorten beperkt zich tot het noordelijk halfrond, met name Europa en Azië. De onderlinge afstand tussen de soorten kan geografisch gezien groot zijn. Ook genetisch en op het gebied van hun eigenschappen liggen ze vaak ver uiteen.

 

Classificatie volgens B. Mathew

Brian Mathew deelde in 1989 de Helleborus-soorten in zes ondergroepen in. Die onderverdeling is gebaseerd op de volgende, meest uitgesproken uiterlijke kenmerken:

- plantopbouw (met name de aan- of afwezigheid van een doorgaande stam)

- eigenschappen van bladeren en zaden (vruchtbladen wel of niet vergroeid, vorm en textuur van de helmknoppen en de grootte/vorm van de zaden)

- verschillen in blad- of bloemkleur

- eisen aan de standplaats

- vermogen tot hybridevorming

Klassifikation nach B. Mathew

1. Syncarpus: 2. Griphopus: 3. Chenopus: 4. Helleborus: 5. Helleborastrum: 6. Dicarpon:

H. vesicarius

H. foetidus

H. argutifolius

H. niger

H. abruzzicus

H. thibetanus

   

H. lividus

 

H. atrorubens

 
       

H. bocconei

 
       

H. croaticus

 
       

H. cyclophyllos

 
       

H. dumetorum

 
       

H. hercegovinus

 
       

H. istriacus

 
       

H. liguricus

 
       

H. multifidus

 
       

H. occidentalis

 
       

H. orientalis

 
       

H. purpurascens

 
       

H. torquatus

 
       

H. viridis

 

Stamvormende en niet-stamvormende soorten

Er worden twee Helleborus-groepen onderscheiden. De stamvormende (caulescente) en de niet-stamvormende (acaulescente) soorten. Het verschil tussen beide groepen is dat de caulescente planten, in tegenstelling tot de acaulescente planten, stengels vormen boven de grond.

Verder is bij deze hoofdgroepen de wortelstok (rizoom) verschillend. Bij de niet-stamvormende soorten komen bladeren en bloemen apart van elkaar uit de houtachtige wortelstok. Deze soorten bereiken zelden een hoogte van meer dan 45 cm. De niet-stamvormende soorten leven bijzonder lang. Zijn de omstandigheden van de groeiplaats op hun best dan kunnen ze tot 25 jaar worden. Tot die laatste groep behoren de meeste Helleborus-soorten, waaronder ook alle lenterozen.

Bij de stamvormende Helleborus komen bladeren en bloemen voort uit rechtopstaande, houtachtige scheuten. De stamvormende soorten kunnen niet door scheuren worden vermeerderd; de niet-stamvormende wel. Ze worden zelden ouder dan 2 tot 4 jaar en kunnen een hoogte bereiken van 120 cm. Na de zaadvorming sterven de houtachtige scheuten af. Er zijn drie stamvormende soorten. Tot die groep behoren inmiddels ook enkele soortkruisingen.

De kerstroos (Helleborus niger) maakt deel uit van een eigen ondergroep. Deze plant behoort tot de acaulescenten in de zin dat er geen sprake is van stamvorming boven de grond; echter zijn er verschillen met de andere soorten van de groep.

Hoe de verschillende rassen passen binnen de twee hoofdgroepen kan worden afgeleid uit de volgende lijst die is aangevuld met C. Colston Burrell en Judith Knott Tylor (2006).

HELLEBORUS-KRUISINGEN

Acaulescent Acaulescent/Caulescent Caulescent Artkreuzungen

H. abruzzicus

H. niger

H. argutifolius

H. x ericsmithii

H. atrorubens

 

H. foetidus

H. x ballardiae

H. bocconei

 

H. lividus

H. x nigercors

H. cyclophyllos

   

H. x hybridus

H. dumetorum

   

H. x lemonnierae

H. hercegovinus

   

H. x glandorfensis

H. istriacus

     

H. liguricus

     

H. occidentalis

     

H. odorus

     

H. orientalis

     

H. purpurascens

     

H. thibetanus

     

H. viridis

     

H. vesicarius

     

H. torquatus

     

HELLEBORUS-KRUISINGEN

Op natuurlijke wijze of door gerichte veredeling zijn in de loop der tijd kruisingen en hybride-vormen ontstaan.

Zo zijn de lenterozen (Helleborus x hybridus) hybriden tussen Helleborus orientalis en andere niet-stamvormende soorten. Vaak worden deze aangeduid als Helleborus orientalis hybriden. Dat is echter niet correct.

De caulescente hybriden zijn:

- H. x sternii: hybride van H. lividus en H. argutifolius

- H. x ericsmithii: hybride van H. x sternii en H. niger

- H. x nigercors: hybride van H. argutifolius en H. niger

- H. x ballardiae: hybride van H. lividus en H. niger

- H. x jourdanii: hybride van H. foetidus en H. viridis

- H. x lemonnierae: onbekend met welke andere Helleborus is gekruist.

- H. x glandorfensis: hybride van H. x ericsmithii en H. x hybridus

- H. x sahinii: hybride van H. niger en H. foetidus

- H. x belcherii: hybride van H. niger en H. thibetanus

- H. x iburgensis: hybride van H. x ballardiae en H. x hybridus

Verspreiding

Waarschijnlijk hebben de verre voorouders van de huidige Helleborus zich in de oertijd van Zuidoost-Azië naar het Westen verspreid, langs de oevers wat toen de Middellandse Zee was. Door de voortdurende afwisseling van ijstijden en warmere periodes ontwikkelden de planten de eigenschap de groei en de bloei te kunnen vertragen of zelfs te kunnen onderbreken. Een ander overblijfsel uit die tijd is het meer of minder uitgesproken vermogen om op temperaturen beneden het vriespunt te reageren met het verlagen van de celspanning. Stijgende temperaturen keren dit proces weer om. Dit fenomeen is goed in de ochtend te zien na nachtvorst. De bladeren en bloemen neigen dan naar de grond. In de loop van de dag richten zij zich bij stijgende temperaturen weer volledig op.

De verspreiding van Helleborus beperkt zich tot het noordelijk halfrond, met name Europa en Azië. De grootste concentraties van Helleborus-soorten zijn rond de Middellandse Zee te vinden. Ook aan de kust van de Zwarte Zee zijn sommige soorten inheems.

Alleen de twee soorten Helleborus vesicarius en Helleborus thibetanus wijken hiervan af. Helleborus vesicarius groeit in het grensgebied tussen Syrië en Turkije. Helleborus thibetanus komt uit China.